culmineren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: culmineren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- cul·mi·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zijn toppunt bereiken’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- met het achtervoegsel -eren[2]
Werkwoord
culmineren [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
culmineren |
culmineerde |
geculmineerd |
zwak -d | volledig |
- uiteindelijk resulteren in
- Feyenoord-coach Giovanni van Bronckhorst en aanvoerder Dirk Kuijt hebben veel invloed gehad op het aanstaande kampioenschap. „Hij is het cement in het team.” Dirk Kuijt en Giovanni van Bronckhorst, in hun onbewustheid sloten ze een ongeschreven alliantie. Een groots verbond, culminerend in een titel voor de eeuwigheid.[4]
- het bereiken van het hoogtepunt, climax of toppunt
- (astronomie) het doorsnijden van de meridiaan door een hemellichaam
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord culmineren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "culmineren" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "culmineren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ culmineren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC 5 mei 2017 Steven Verseput
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Astronomie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 73 %
- Prevalentie Vlaanderen 82 %