coronasteun
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: coronasteun (hulp, bestand)
Woordafbreking
- co·ro·na·steun
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van corona zn en steun zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | coronasteun | coronasteunen |
verkleinwoord | coronasteuntje | coronasteuntjes |
Zelfstandig naamwoord
de coronasteun m
- steun die bedrijven ontvingen van de overheid om de corona-epidemie te overbruggen
- Behalve die prijsspiraal speelt volgens J. ook het terugbetalen van de coronasteun en de belastingschuld van in totaal 1,5 miljard euro veel horecabedrijven parten. Met bedrijfsbeëindigingen of faillissementen tot gevolg. [1]
Gangbaarheid
- Het woord 'coronasteun' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.