coproduceren

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·pro·du·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

coproduceren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
coproduceren
coproduceerde
gecoproduceerd
zwak -d volledig
  1. samen met iemand anders iets maken
     De verplichte investering die de diensten moeten doen, houdt bijvoorbeeld in dat ze zelf een Nederlandse titel produceren of coproduceren, of een bestaande recente Nederlandse productie aankopen en via hun dienst aanbieden. Een deel van het geld moet gaan naar onafhankelijke producenten, vindt Uslu.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 11 april 2023 Weblink bron “Kabinet wil dat Netflix, Disney+ geld steken in Nederlandse films en series” (Maandag 18 juli 2022, 21:32), NOS