computerzaak

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·pu·ter·zaak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord computerzaak computerzaken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de computerzaakv / m

  1. (handel) winkel waar men computerapparatuur en computerbenodigdheden verkoopt
     Jenny's moeder was op een dag in de zomer van 2009 computerzaak Dixons aan de Kinkerstraat binnengestapt om zich te laten voorlichten over nieuwe fotoapparatuur.[1]
     Omdat hij vond dat zijn computer niet snel genoeg meer was, bracht hij deze in juni 2009 naar een computerzaak om deze na te laten kijken. Daar werden compromitterende foto's en video's op de computer ontdekt en kwam Benno L. in beeld als verdachte.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023467014
  2. Bronlink geraadpleegd op 14 maart 2022 Weblink bron
    Marc van Dam
    “'Ik hoopte dat ze niets zouden merken'” (31-05-2010), NOS