chipkaart

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • chip·kaart
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord chipkaart chipkaarten
verkleinwoord chipkaartje chipkaartjes

Zelfstandig naamwoord

de chipkaartv / m

  1. (informatica) kaart met een microprocessorchip voor het digitaal vastleggen van informatie
    • De chipkaart opladen. 
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen