bouwpakket

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·pak·ket
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwpakket bouwpakketten
verkleinwoord bouwpakketje bouwpakketjes

Zelfstandig naamwoord

het bouwpakketo

  1. een pak of doos met losse onderdelen die nog in elkaar gezet moeten worden tot het eindproduct
    • Bekend zijn kant-en-klare meubels, deze worden als bouwpakket verkocht om thuis in elkaar gezet te worden. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be