blusser
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- blus·ser
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van blussen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blusser | blussers |
verkleinwoord | blussertje | blussertjes |
Zelfstandig naamwoord
de blusser m
- (beroep) brandweerman
- Bij de brandweer heb je verschillend functies van chauffeur tot blusser.
- (techniek) brandblusser
- Het is handig om in een keuken een blusser te hebben.
Hyponiemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord blusser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "blusser" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Techniek in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %