binnentreden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·nen·tre·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
binnentreden
trad binnen
binnengetreden
klasse 5 volledig

Werkwoord

binnentreden [1]

  1. onovergankelijk (formeel) in een afgesloten of begrensde ruimte gaan
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen