binnendringen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·nen·drin·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
binnendringen
drong binnen
binnengedrongen
klasse 3 volledig

Werkwoord

binnendringen

  1. ergatief zich met geweld toegang verschaffen.
    • Het was de bedoeling dat journalisten buiten op straat bleven maar de twee brutaalsten zijn toch het conferentiecentrum binnengedrongen. 
     Toen hij bij haar binnendrong, sloot ze haar ogen.[1]
     Een monotone stem uit de verte was haar hoofd binnengedrongen.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen