bind in

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bind in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
inbinden

bind in

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inbinden
    • Ik bind in. 
  2. gebiedende wijs van inbinden
    • Bind in! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inbinden
    • Bind je in? 


Gangbaarheid