bijspelen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bij·spe·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bij bw en spelen ww
Werkwoord
bijspelen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bijspelen |
speelde bij |
bijgespeeld |
zwak -d | volledig |
- (kaartspel) een kaart bijspelen: een kaart op tafel leggen als er al één of meer kaarten op tafel liggen
Gangbaarheid
- Het woord bijspelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijspelen" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Kaartspel in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 79 %
- Prevalentie Vlaanderen 75 %