bijleren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  bijleren    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈbɛilerə(n) / (3 lettergrepen)

Woordafbreking

• bij·le·ren

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  bij bw  en  leren ww 

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
bijleren	leerde bij	bijgeleerd
zwak -d	volledig

Werkwoord

bijleren

1. overgankelijk aanvullende kennis of vaardigheid opdoen

Gangbaarheid

• Het woord bijleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijleren" herkend door:

96 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.