bezeiken
Nederlands
Uitspraak
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bezeiken |
bezeikte |
bezeikt |
zwak -t | volledig |
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bezeiken |
bezeek |
bezeken |
klasse 1 | volledig |
Woordafbreking
- be·zei·ken
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
bezeiken
- overgankelijk, (dysfemisme) op iemand of iets urineren
- Hij had de boel flink bezeken.
- overgankelijk, (dysfemisme) misleiden, voor de gek houden
- Je bezeikt de boel.
- Ik voel me vreselijk door hem bezeikt.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord bezeiken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Onscheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 1 in het Nederlands
- Voorvoegsel be- in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Dysfemisme in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal