bevolkingsgrootte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·vol·kings·groot·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bevolkingsgrootte bevolkingsgroottes
bevolkingsgrootten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bevolkingsgroottev

  1. het aantal mensen dat ergens woont
     Waar de SGP juist wel op wil inzetten is regionale spreiding, vertelt Van Berkum, onder meer om stemmen te trekken. "Een Drent wil misschien liever op een Drent stemmen", is de overweging. Op dit moment zijn de provincies tamelijk eerlijk vertegenwoordigd in de Tweede Kamer als je het afzet tegen bevolkingsgrootte.[1]
     De Verenigde Staten zullen vandaag de grens van 200.000 coronadoden passeren. De Amerikaanse Johns Hopkins-universiteit, die sinds het begin van de pandemie de mondiale cijfers bijhoudt, heeft 199.881 doden genoteerd. Ook relatief, dus in verhouding tot de bevolkingsgrootte, is de VS daarmee een van de meest getroffen landen.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 26 februari 2023 Weblink bron
    Guus Dietvorst
    “Man/vrouw, jong/oud, afkomst: waarop selecteren partijen hun kandidaten?” (Zaterdag 27 juni 2020, 09:50), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 februari 2023 Weblink bron “VS nadert 200.000 coronadoden” (Dinsdag 22 september 2020, 09:00), NOS