bevolking

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: bewolking

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·vol·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bevolking bevolkingen
verkleinwoord bevolkinkje bevolkinkjes

Zelfstandig naamwoord

de bevolkingv

  1. (demografie) alle inwoners van een bepaald land, staat of gebied
    • De Nederlandse bevolking bestaat uit mensen met verschillende nationaliteiten. 
    • De bevolking van Nederland groeit nog steeds. 
     Opvallend is dat al deze trails wel één ding gemeen hebben: Trail Angels. Overal ter wereld was de lokale bevolking gastvrij en verwelkomde vermoeide lopers met een warme kop thee of een bed voor de nacht.[1]
     Denemarken ook nauwelijks, in de pers hadden ze het uitgebreid gehad over de gemoedelijke verhouding tussen de Deense bevolking en de Duitse gasten. De koning en de regering van Denemarken zaten nog op hun plaats en de samenwerking leek uitstekend te functioneren binnen de Germaanse verbroedering.[2]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044628142
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord bevolking bevolkings

Zelfstandig naamwoord

bevolking

  1. (demografie) bevolking


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

bevolking

  1. (demografie) bevolking
Afgeleide begrippen


Veluws

Zelfstandig naamwoord

bevolking

  1. (demografie) bevolking