bevolkingsgezondheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·vol·kings·ge·zond·heid
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bevolking zn en gezondheid zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bevolkingsgezondheid | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de bevolkingsgezondheid v
- de gemiddelde gezondheidstoestand van alle leden van een bevolking
- ▸ Oorlogstijd, crisistijd, rantsoentijd en een algemene bevolkingsgezondheid die beter was dan ooit omdat de mensen, de anderen dus, nooit suiker, vet, varkensvlees en absoluut geen ossenhaas binnen konden krijgen.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'bevolkingsgezondheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142