beveiliger

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·vei·li·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beveiliger beveiligers
verkleinwoord beveiligertje beveiligertjes

Zelfstandig naamwoord

de beveiligerm

  1. (beroep) iemand die iets of iemand beschermt tegen aanvallen
     Het Openbaar Ministerie eist een celstraf van 36 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, tegen een voormalige HTM-beveiliger die collega's bedreigde. De 56-jarige Cornelis R. begon tijdens een ruzie op zijn werk over de aanslag in twee moskeeën in Nieuw-Zeeland, waar een terrorist 51 mensen doodde.[1]
     In het ITC Hotel in Enschede, waar zo'n 300 internationale studenten van de Universiteit Twente verblijven, is geluidsopnameapparatuur gevonden onder de deur bij studentenkamers. Een beveiliger zou door een student zijn betrapt toen hij de apparatuur aan het plaatsen was en sindsdien is apparatuur bij meer kamers aangetroffen. De student heeft inmiddels aangifte gedaan en de universiteit spoort ook andere studenten aan om aangifte te doen.[2]
  2. iets dat iets of iemand beschermt tegen aanvallen en beschadigingen
Hyponiemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Celstraf geëist tegen Hagenaar na dreigen met aanslag” (Woensdag 29 april 2020, 18:42), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Opnameapparatuur gevonden bij studentenkamers in hotel Enschede” (Donderdag 30 april 2020, 14:04), NOS