bestelperiode

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·stel·pe·ri·o·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bestelperiode bestelperioden
bestelperiodes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bestelperiodev

  1. tijdvak waarin men een bestelling heeft gedaan
     Ondanks het extra personeel bij webwinkels en postbedrijven, blijft december een bestelperiode met enig risico in Nederland. Jaarlijks wordt in januari onderzocht hoeveel pakketjes de voordeur niet op tijd gehaald hebben tijdens de feestdagen, in de afgelopen jaren waren dat er ruim 400 000.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 maart 2023 Weblink bron “Sint legt grote druk op pakketbezorgers” (Dinsdag 29 november 2016, 10:03), NOS