belichamen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·li·cha·men
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van lichaam met het voorvoegsel be- en met het achtervoegsel -en

Werkwoord

belichamen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
belichamen
belichaamde
belichaamd
zwak -d volledig
  1. overgankelijk een denkbeeld of gevoel vormgeven in iets tastbaars
    • Wilders heeft minder dan één op de zeven kiezers overtuigd van islamverbod, Nexit en de rest van het PVV-A4-tje. Hoe hier als verslaggever uit Canada of Spanje voor je kijkers thuis toch een verhaal van te maken? Met een nieuwe hoofdpersoon. Zo werd Mark Rutte de held van Europa, de centrumrechtse leider die de nationaal-populistische storm na Brexit-Trump eigenhandig keert. Nederland als stormkering. Een prachtige gezamenlijke prestatie van het Nederlandse kiesvolk, waar D66 en GroenLinks als onbeschroomd pro-Europese winnaars extra trots op mogen zijn en die Rutte als minister-president kan en mag belichamen.[2] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Luuk van Middelaar 17 maart 2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be