banderen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ban·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
banderen
bandeerde
gebandeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

banderen [2]

  1. overgankelijk van banden of dwarsstrepen voorzien
     De grijze variant is grotendeels hetzelfde als dat van mannetjes maar de borst heeft een beige tint en is gebandeerd.[3]
  2. overgankelijk (rand van een tapijt) van een band voorzien, omzomen
     Blind banderen is een omzomingsmethode waarbij geen stiknaad zichtbaar is op de zichtzijde. U mag hierbij zelf bepalen of u het tapijt gebandeerd wilt hebben met suède, kunstleer of katoen.[4]
  3. overgankelijk een poststuk van een adresband voorzien
     Bij banderen wordt een mailing verpakt in een papieren wikkel. Deze papieren wikkel (de banderol) dienst als adresdrager, maar is ook een ideale drager voor een promotionele boodschap.[5]
  4. (medisch) (orthodontie) het aanbrengen van bandjes (metalen ringetjes) om de kiezen. Aan die bandjes kan een beugel worden vastgemaakt. Ook wordt van bandjes rondom de kiezen gebruik gemaakt als je brackets krijgt, omdat gebleken is dat brackets eerder los laten dan bandjes als het om kiezen gaat

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. banderen op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink Weblink bron “Vogelbescherming” (2022)
  4. Bronlink Weblink bron “homedesignshops” (2020)
  5. “Vogelaar” (2021)