banderen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ban·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
- denominatief, afgeleid van band met het achtervoegsel -eren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
banderen |
bandeerde |
gebandeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
banderen [2]
- overgankelijk van banden of dwarsstrepen voorzien
- ▸ De grijze variant is grotendeels hetzelfde als dat van mannetjes maar de borst heeft een beige tint en is gebandeerd.[3]
- overgankelijk (rand van een tapijt) van een band voorzien, omzomen
- ▸ Blind banderen is een omzomingsmethode waarbij geen stiknaad zichtbaar is op de zichtzijde. U mag hierbij zelf bepalen of u het tapijt gebandeerd wilt hebben met suède, kunstleer of katoen.[4]
- overgankelijk een poststuk van een adresband voorzien
- ▸ Bij banderen wordt een mailing verpakt in een papieren wikkel. Deze papieren wikkel (de banderol) dienst als adresdrager, maar is ook een ideale drager voor een promotionele boodschap.[5]
- (medisch) (orthodontie) het aanbrengen van bandjes (metalen ringetjes) om de kiezen. Aan die bandjes kan een beugel worden vastgemaakt. Ook wordt van bandjes rondom de kiezen gebruik gemaakt als je brackets krijgt, omdat gebleken is dat brackets eerder los laten dan bandjes als het om kiezen gaat
Gangbaarheid
- Het woord 'banderen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ banderen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Vogelbescherming” (2022)
- ↑ Weblink bron “homedesignshops” (2020)
- ↑ “Vogelaar” (2021)
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal