amberboom
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- am·ber·boom
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van amber en boom
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | amberboom | amberbomen |
verkleinwoord | amberboompje | amberboompjes |
Zelfstandig naamwoord
de amberboom m
- (plantkunde) Liquidambar styraciflua, een loofboom uit de familie Altingiaceae, van oorsprong uit het oosten van Noord-Amerika
- Het sap van de amberboom is welriekend en ruikt naar amber.
Vertalingen
1. Liquidambar styraciflua, een loofboom uit de familie Altingiaceae, van oorsprong uit het oosten van Noord-Amerika
Gangbaarheid
- Het woord 'amberboom' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Afrikaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | amberboom | amberbome |
Zelfstandig naamwoord
amberboom
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Plantkunde in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woorden in het Afrikaans
- Zelfstandig naamwoord in het Afrikaans
- Plantkunde in het Afrikaans