activiteitenkalender
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ac·ti·vi·tei·ten·ka·len·der
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van activiteit zn en kalender zn met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | activiteitenkalender | activiteitenkalenders |
verkleinwoord | activiteitenkalendertje | activiteitenkalendertjes |
Zelfstandig naamwoord
de activiteitenkalender m
- een tabel waarop staat wanneer men aan welke bezigheden kan deelnemen
- ▸ Wethouder Berning wijst er op dat Tubbergen onderzoekt of er extra activiteiten kunnen worden georganiseerd voor jongeren. Stichting Welzijn Tubbergen Dinkelland is inmiddels gevraagd om hiervoor een activiteitenkalender op te stellen, zoveel mogelijk in samenwerking met verenigingen.[1]
- ▸ Hengelo maakte zich op voor gezellige tijden in en rond de binnenstad, maar het coronavirus verpest alles met een dikke streep door evenementen. Ook Hengelo valt stil nu alles op de activiteitenkalender wordt geschrapt en thuisblijven voorlopig de enige optie is.[2]
Gangbaarheid
- Het woord activiteitenkalender staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Tubbergse wethouder Berning: ‘Jeugd houdt het zo niet langer vol’” (22-02-2021), Tubantia
- ↑ Weblink bron Saskia Minkman, Gerard Smink en Kim Jansen“Coronacrisis: deze 7 evenementen in Hengelo gaan niet door” (25-03-2020), Tubantia