achterportier

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter·por·tier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord achterportier achterportieren
verkleinwoord achterportiertje achterportiertjes

Zelfstandig naamwoord

het achterportiero

  1. deur achterin een voertuig (m.n. bij een auto of bus)
     De man stopte het meisje in de kofferbak. Ze wist te ontsnappen toen de auto stilhield op een industrieterrein. Via de achterbank en het achterportier kwam ze buiten. Ze kon instappen bij een passerende automobilist.[2]
     Agenten zagen de auto in het buitengebied staan, half in de bosjes. "Wij zagen beslagen ruiten en vroegen ons oprecht af wat iemand dáár nu moest doen", schrijft de politie op Instagram. "Toen wij aankwamen zwaaide het achterportier open en hadden wij zicht op een volledig ingerichte (mobiele) 'thuiswerkplek'."[3]
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 29 mei 2022 Weblink bron “Meisje ontsnapt aan ontvoerders” (21-11-2014), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 29 mei 2022 Weblink bron “Auto met beslagen ruiten in bosjes blijkt mobiele thuiswerkplek” (28-01-2021), NOS