aardt aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aardt aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanaarden

aardt aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanaarden
    • Jij aardt aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanaarden
    • Hij aardt aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanaarden
    • Aardt aan! 


Gangbaarheid