aanvijzen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·vij·zen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanvijzen
vees aan
aangevezen
klasse 1 volledig

Werkwoord

aanvijzen [1]

  1. (werktuigbouwkunde) overgankelijk aanschroeven, met schroeven vastmaken
  2. (werktuigbouwkunde) overgankelijk aanschroeven, (een schroef) vaster draaien
Antoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

15 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen