vijzen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vij·zen
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van  vijs zn  met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vijzen
vees
gevezen
klasse 1 volledig

Werkwoord

vijzen

  1. in- of uitdraaien van een schroef
    • Je vijst deze twee schroeven tot ze vastzitten. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • vastvijzen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de vijzenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord vijs

Gangbaarheid

42 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be