Zivilberuf

Uit WikiWoordenboek

Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Zi·vil·be·ruf
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van het Duitse bijvoeglijke naamwoord zivil en het Duitse zelfstandige naamwoord Beruf met het voorvoegsel be-
enkelvoud meervoud
nominatief der Zivilberuf die Zivilberufe
genitief des Zivilberufes
des Zivilberufs
der Zivilberufe
datief dem Zivilberuf den Zivilberufen
accusatief den Zivilberuf die Zivilberufe

Zelfstandig naamwoord

Zivilberuf, m

  1. een civiele beroep (een burgerlijke beroep anders dan een ambtelijke of kerkelijke, vooral militaire beroep)
    «Diakone, die im Rahmen eines Zivilberufs Einkommen beziehen, haben dies für sich selbst und für ihre Familie zu verwenden.»
    Diakens die uit hoofde van een civiele beroep inkomsten genieten, dienen deze voor zichzelf en voor hun gezin te gebruiken.