zwinje

Uit WikiWoordenboek

Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /ˈzwɪɲɐ/ (Etsbergs)
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zwinje
zwónj
gezwónje
klasse 3 volledig

Werkwoord

zwinje

  1. langzaam afnemen
    «'t Taal aetes zwónj
    Langzaam nam de hoeveelheid eten af.
  2. verknoeien
    «Zwinj neet zoea väöl stroum!»
    Verknoei niet zoveel elektriciteit!
  3. indammen