zwetst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwetst

Werkwoord

vervoeging van
zwetsen

zwetst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwetsen
    • Jij zwetst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwetsen
    • Hij zwetst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zwetsen
    • Zwetst!