zwengelpomp

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

zwengelpomp
Uitspraak
Woordafbreking
  • zwen·gel·pomp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwengelpomp zwengelpompen
verkleinwoord zwengelpompje zwengelpompjes

Zelfstandig naamwoord

de zwengelpompv / m

  1. handpomp waarbij men de trekstang met behulp van een hefboom in beweging brengt
     Mijn tante Nel woonde naast ons, in het oude huis met de kolenkachel en de zwengelpomp. Samen met haar broer.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Spraakmakende familie, 15 winnaars en hun verhaal” (13-04-2014), Tubantia