zuivert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zui·vert

Werkwoord

vervoeging van
zuiveren

zuivert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zuiveren
    • Jij zuivert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zuiveren
    • Hij zuivert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zuiveren
    • Zuivert!