zuchtend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zuch·tend

Werkwoord

vervoeging van: zuchten
verbogen vorm: zuchtende

zuchtend

  1. onvoltooid deelwoord van zuchten
stellend
onverbogen zuchtend
verbogen zuchtende

Bijvoeglijk naamwoord

zuchtend

  1. met luide, diepe uitademingen uitend dat men vermoeid, of teleurgesteld is
     Hier was geen interior designer aan het werk geweest met een efficiënt, anoniem ontwerp, maar had een overdaad aan geschiedenis een wanhopig zuchtende overdaad aan weelderige sporen achtergelaten.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers op Wikipedia, ISBN 978-90-295-2622-7, p. 17