zonkt
Uiterlijk
- zonkt
- zonk met de uitgang -t
vervoeging van |
---|
zinken |
zonkt
- gij-vorm verleden tijd van zinken
- Gij zonkt.
- ▸ Toen de maar klonk: ‘Hij is reeds gestorven!’
Toen gij zonkt in mijne armen, van zielssmart verplet,
Daar uw spraaklooze zucht, daar uw schreiend gebed
Bij uw God geen verhoor had verworven.[1]
- Het woord 'zonkt' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Dichtwerken. Deel 2.” (ca. 1880), A.W. Sijthoff, Leiden, p. 83