zondagochtendlijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zon·dag·och·tend·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen zondagochtendlijk
verbogen zondagochtendlijke
partitief zondagochtendlijks

Bijvoeglijk naamwoord

zondagochtendlijk

  1. betrekking hebbend op de zondagochtend; uitgevoerd gedurende de zondagochtend
     Mijn zondagochtendlijke fietstochten leidden me de afgelopen jaren echter niet langer naar kerkgebouwen, maar ik voelde me steeds meer aangetrokken tot de natuur.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia