zoeft

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zoeft

Werkwoord

vervoeging van
zoeven

zoeft

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoeven
    • Jij zoeft. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoeven
    • Hij zoeft. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zoeven
    • Zoeft!