ziegezaagt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zie·ge·zaagt

Werkwoord

vervoeging van
ziegezagen

ziegezaagt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ziegezagen
    • Jij ziegezaagt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ziegezagen
    • Hij ziegezaagt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ziegezagen
    • Ziegezaagt!