zevenentachtigjarig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ze·ven·en·tach·tig·ja·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen zevenentachtigjarig
verbogen zevenentachtigjarige
partitief zevenentachtigjarigs

Bijvoeglijk naamwoord

zevenentachtigjarig

  1. 87 jaren durend
    • Gedurende dit zevenentachtigjarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 87 jaar
    • Bij de brand viel helaas een zevenentachtigjarig slachtoffer. 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid