zetelt
Uiterlijk
- ze·telt
vervoeging van |
---|
zetelen |
zetelt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zetelen
- Jij zetelt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zetelen
- Hij zetelt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zetelen
- Zetelt!
- Het woord zetelt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.