zengden af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zeng·den af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afzengen

zengden (...) af

  1. meervoud verleden tijd van afzengen
    • Wij zengden af. 
    • Jullie zengden af. 
    • Zij zengden af. 

Gangbaarheid