zaligt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • za·ligt

Werkwoord

vervoeging van
zaligen

zaligt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zaligen
    • Jij zaligt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zaligen
    • Hij zaligt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zaligen
    • Zaligt!