zal

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zal

Werkwoord

vervoeging van
zullen

zal

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zullen
    • Ik zal. 
  2. gebiedende wijs van zullen
    • Zal! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zullen
    • Zal je? 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Etruskisch

Hoofdtelwoord

zal

  1. twee