zaai haat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zaai haat
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
haatzaaien

zaai (...) haat

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van haatzaaien
    • Ik zaai haat. 
  2. gebiedende wijs van haatzaaien
    • Zaai haat! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van haatzaaien
    • Zaai je haat? 

Gangbaarheid