wroeten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wroe·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘woelen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wroeten
wroette
gewroet
zwak -t volledig

Werkwoord

wroeten

  1. inergatief de grond omwoelen op zoek naar iets
    • Hij wroette in de modder om zijn verloren ring terug te vinden. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen