windlicht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

windlicht
Uitspraak
Woordafbreking
  • wind·licht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord windlicht windlichten
verkleinwoord windlichtje windlichtjes

Zelfstandig naamwoord

het windlichto

  1. doorzichtig omhulsel waarin een kaars kan branden en tevens beschermd is tegen de wind
    • Hoe heeft het kunnen gebeuren? „De brandweer is net weer geweest en vermoedt dat de brand is begonnen in een houten windlicht. De kaars was wel uit, maar waarschijnlijk heeft het smeulen van de kaars langer aangehouden”, legt eigenaar Rien Mol uit. [1] 
    • De Argentijnse designer Francisco Gomez Paz heeft een windlicht ontworpen waarmee, zonder stroom uit het stopcontact, een telefoon kan worden opgeladen. De Candela, die door Dezeen Magazine is gesignaleerd op de designbeurs in Milaan, maakt zijn eigen elektriciteit door middel van een vlam op bio-ethanol. [2] 

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen