weerkaats
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- weer·kaats
Werkwoord
vervoeging van |
---|
weerkaatsen |
weerkaats
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weerkaatsen
- Ik weerkaats.
- gebiedende wijs van weerkaatsen
- Weerkaats!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weerkaatsen
- Weerkaats je?