waterflessen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·ter·fles·sen
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de waterflessenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord waterfles
     Water! Eindelijk water! Met hernieuwde moed liep ik de berg af en vulde snel mijn lege waterflessen met het koele water uit het meer, waarbij ik moest terugdenken aan het advies van mijn dochter.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia