warrelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • war·relt

Werkwoord

vervoeging van
warrelen

warrelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van warrelen
    • Jij warrelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van warrelen
    • Hij warrelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van warrelen
    • Warrelt!