waak
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: waak (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ʋak/
- (Vlaanderen, Brabant): /β̞ak/
- (Limburg): /wak/
Woordafbreking
- waak
Werkwoord
vervoeging van |
---|
waken |
waak
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waken
- Ik waak.
- gebiedende wijs van waken
- Waak!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waken
- Waak je?
Gangbaarheid
- Het woord waak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'waak' herkend door
97 % | van de Nederlanders |
93 % | van de Vlamingen. |