vulgariseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vul·ga·ri·seert

Werkwoord

vervoeging van
vulgariseren

vulgariseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vulgariseren
    • Jij vulgariseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vulgariseren
    • Hij vulgariseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vulgariseren
    • Vulgariseert!