vroren af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vro·ren af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afvriezen |
vroren (...) af
- meervoud verleden tijd van afvriezen
- Wij vroren af.
- Jullie vroren af.
- Zij vroren af.
- Wij vroren af.
vervoeging van |
---|
afvriezen |
vroren (...) af